1848 – 1880
Op 24 februari 1848 kwam zuster Ludovica Keijser met een medezuster vanuit Rotterdam naar Neerbosch (toen nog een dorp bij Nijmegen). Zij begonnen op verzoek van de Dominicaan pater Van Zeeland naailes te geven aan meisjes en vrouwen; later gaven zij ook ander onderwijs. Er werden voor het geven van onderwijs schoollokalen gebouwd (1850) en ook een klooster voor de zusters. Dat gebouw staat er nog steeds en doet dienst als bestuurshuis.
De congregatie bestaat sinds 1848, maar vanwege wettelijke bepalingen in Nederland, kon zij pas definitief worden opgericht na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in 1853. Op 11 augustus 1853 werd de stichtingsakte plechtig voorgelezen door pater Van Zeeland, waarmee de oprichting van de congregatie een feit werd. Tijdens deze plechtigheid legden zeven zusters hun geloften af in deze congregatie.
De zusters droegen naar Dominicaanse traditie een wit habijt met een leren riem (later vervangen door een stoffen ceintuur), waaraan een rozenkrans van 15 tientjes hing. Bij het witte habijt hoorde een wit scapulier en een zwarte kap (later sluier).
In de loop der jaren is deze kleding, veelal om praktische redenen, aangepast.
In de eerste jaren combineerden de zusters een vrij streng contemplatief leven met een actief leven. Deze combinatie bleek te zwaar en schaadde de gezondheid van de zusters, waarop bisschop Monseigneur Zwijsen in 1863 besloot de regel te versoepelen.
1880 – 1960
Het kleine groepje zusters groeide al snel aan en legde zich voornamelijk toe op het geven van onderwijs. In 1912 werd aan het reeds bestaande gebouw een nieuw Moederhuis gebouwd: de Rosastichting. Bijna alle zusters zijn daar ingetreden.
Pastoors uit andere plaatsen in Nederland vroegen om zusters voor het onderwijs en voor de gezondheidszorg. Hierop werd positief gereageerd. Zo verspreidde de congregatie zich over het land. Tussen 1880 en 1947 kwamen er kloosters in Laren (N.H.), Naaldwijk, Goor(O), Nijmegen, Middelburg, Westervoort, Hatert, Noordwijkerhout, Blaricum, Utrecht, Obdam, Den Haag, Amsterdam, Tilburg, De Goorn en Arnhem. Zij werden ‘bijhuizen’ genoemd.
Om het onderwijs in al deze plaatsen goed te kunnen behartigen, stichtte de congregatie een eigen kweekschool in Nijmegen voor onderwijzeressen. In het land werden diverse soorten scholen opgericht: kleuter- en lagere scholen, Mulo- en huishoudscholen en een Middelbare Meisjesschool.
Niet alleen onderwijs, maar ook gezondheidszorg was een aandachtsveld. Zusters werkten in de wijkverpleging, op consultatiebureaus, in bejaardenhuizen. In Middelburg vond verzorging en opvoeding van voogdijkinderen plaatst.
In 1947 werd in Arnhem een ziekenhuis overgenomen.
De congregatie heeft zich ook buiten de landsgrenzen begeven. In 1931 werden drie zusters uitgezonden naar Java in Indonesië. Al gauw vroegen enkele meisjes om lid te mogen worden van de congregatie. In 1935 werd daar een eigen noviciaat opgericht. Het apostolaat werd voortgezet en uitgebreid. De congregatie groeide en dit heeft ertoe geleid dat er vanaf 1987 een zelfstandige congregatie van Dominicanessen in Indonesiё is.
In 1964 gingen enkele zusters naar Brazilië. De missionaire inzet was vooral gericht op onderwijs, gezondheidszorg, pastoraat en verkondiging. Ruim twintig jaar hebben de zusters er gewerkt en veel tot stand gebracht.